Hoe werkt de stem?
Zingen en spreken begint met adem. De adem is een luchtstroom die ontstaat doordat de lucht uit de longen naar buiten wordt gevoerd (zie adem). Daarbij passeert de luchtstroom het strottenhoofd waar de stembanden in liggen. Hier kan de lucht worden omgezet in stemgeluid.
De bouw van het strottenhoofd
De bobbel die je bij mannen in de hals ziet is het strottenhoofd. Bij vrouwen is hij kleiner en zie je hem niet zo goed aan de buitenkant. Het strottenhoofd wordt gevormd door kraakbeen, net als het puntje van je neus en je oorschelp. Als je je hand er op legt en slikt kan je voelen dat het strottenhoofd naar boven gaat: dat is meteen het belangrijkste doel van het strottenhoofd: zorgen dat de ademweg afgesloten wordt als je slikt.
Op de afbeeldingen hiernaast zie je het strottenhoofd. De stembanden of stemplooien zijn twee plooitjes/spiertjes die horizontaal in het strottenhoofd/de luchtpijp liggen.
De stem is eigenlijk een heel ongrijpbaar instrument. Maar wel het meest persoonlijke en daarom zo bijzonder en bij iedereen uniek. Dat heeft te maken met de bouw van het strottenhoofd en de lengte van de stembanden, maar vooral ook met de ruimtes erboven: de keelholte, mondholte en neusholten. Je kan dat het beste vergelijken met de verschillen tussen een viool, een cello of een gitaar. Ze hebben verschillende lengtes van snaren maar ook verschillende klankkasten. Daarom klinken ze zo verschillend. En dat is precies zo bij de menselijke stem.
Op dit filmpje kan je goed zien hoe de larynx is gebouwd en functioneert.
https://www.youtube.com/watch?v=ZVIxVgPgIpA
Kijk voor meer informatie over de anatomie van het strottenhoofd en de werking van de stem op de site Stem in Zicht.
Op dit filmpje kan je ook mooi zien wat er gebeurt met je stembanden als je aan het zingen bent.
https://www.youtube.com/watch?v=-XGds2GAvGQ
Hoe ontstaan de verschillende klanken vanuit de stembanden?
Collega Tom Bosselaar heeft dit op zijn website mooi uitgelegd wat ik hier graag wil delen. De stembanden of stemplooien zijn bepalend voor drie aspecten van het geluid: toonhoogte, volume, kwaliteit.
‘Het eerste, en misschien wel belangrijkste dat je op stembandniveau regelt, is toonhoogte. Het stemgeluid wordt op een vergelijkbare manier geproduceerd als wanneer je het tuutje van een ballon tussen duimen en wijsvingers wat uitrekt en op spanning zet. De lucht in de ballon staat onder druk en wil eruit. Die luchtdruk duwt de twee kanten van het tuutje van de ballon wat uit elkaar. Door de opening die dan ontstaat valt de druk meteen weer wat terug en door de elasticiteit van de ballon sluit de opening zich meteen weer. De druk is dan weer zo hoog dat de boel meteen weer open geblazen wordt en het hele proces zich weer herhaalt. De lucht wordt hierdoor als het ware in stukjes gehakt en dat zet onze trommelvliezen in beweging. Die trilling ervaren we als geluid. Op precies dezelfde manier hakken onze stembanden de lucht in stukjes.
Dat trillen van de stembanden gebeurt razendsnel. Bij een gemiddelde mannenspreekstem ongeveer 100 tot 150 keer per seconde. Vrouwen spreken gemiddeld een octaaf hoger dan mannen en dan trillen de stembanden twee keer zo snel, zo’n 200 tot 300 keer per seconde. En bij zingen trillen de stembanden vaak nog veel sneller. De stembanden van een geoefende sopraan trillen bij de hoogste noten wel meer dan 1000 keer per seconde en de hoogste noot ooit gezongen door een mens, volgens het Guinness Book of Records, passeerde zelfs ruimschoots de vierduizend trillingen per seconde. Dat was overigens een mannenstem.
Verschillen in toonhoogte worden veroorzaakt door de stembanden telkens heel subtiel iets meer of minder uit te rekken. We doen dat door de twee stukken kraakbeen waartussen de stembanden vastzitten ten opzichte van elkaar te kantelen. Hoe verder de stembanden uitgerekt worden, des te hoger wordt de toon. Als je een elastiekje pakt en als een snaar laat trillen, zul je ook merken dat de toon stijgt naarmate je het elastiekje verder uitrekt.
Wat je dan ook zult zien, is dat het elastiekje dunner wordt naarmate je het verder uitrekt. Met je stembanden gebeurt dat net zo. Een dunne stemband heeft weinig massa en klinkt minder luid. Toch is het niet zo dat hogere noten ook altijd zachter klinken. Dat komt omdat we ook in staat zijn de massa van onze stembanden wat te beïnvloeden. Door een spiertje aan te spannen dat door de stemband zelf heenloopt neemt de massa in de stemband toe en zijn we in staat bij zowel hoge als lage tonen een stevig volume te produceren. Zo kun je met je stembanden dus ook het volume van de stem wat beïnvloeden. Volume is dus het tweede aspect waar de stembanden invloed op hebben. Dat veranderen van de massa in de stembanden maakt overigens ook dat we verschil in register kunnen aanbrengen wanneer we zingen, bijvoorbeeld het verschil tussen borst- en kopstem (over wat er precies met die termen bedoeld lopen de meningen flink uiteen, maar dat is een andere discussie).
Het derde aspect is wat ik hier even de ‘stemkwaliteit’ noem. Wanneer de stembanden over de gehele lengte goed sluiten, zou je kunnen zeggen dat de lucht in heel duidelijke stukjes gehakt wordt, de lucht wordt afwisselend volledig gestopt en weer doorgelaten. Dat zorgt voor een helder stemgeluid. Sluiten de stembanden echter niet goed, of niet helemaal, dan lekt er als het ware bij iedere sluiting een klein beetje lucht. De luchtstroom wordt niet geheel onderbroken en de stukjes waarin de lucht gehakt wordt, zijn dus wat minder duidelijk. Die lekkende lucht kun je horen op het stemgeluid, dat is wat we heesheid noemen.
Het kan ook gebeuren dat de stembanden wel (redelijk) goed sluiten maar dat het trillingspatroon, dus de manier waarop de lucht in stukjes gehakt wordt, niet regelmatig is. Dat kan gebeuren doordat er bijvoorbeeld iets op de stembanden zit wat er niet hoort te zitten, bijvoorbeeld een beetje slijm. In dat geval is het effect tijdelijk maar het kan ook dat er iets op of in de stemband gaat zitten dat niet vanzelf weer weggaat, bijvoorbeeld een cyste of een poliep. Zo’n onregelmatig trillingspatroon leidt tot een krakerig, rasperig of rafelig stemgeluid. Dat noemen we schorheid. Er is dus een wezenlijk verschil tussen een schorre en een hese stem. Ze komen vaak samen voor, maar een hese stem is evengoed niet altijd schor en andersom.
Er zijn ontzettend veel verschillende stemstoornissen met allemaal weer een andere oorzaak en een ander stemgeluid tot gevolg. Daar zal ik hier verder niet op in gaan. Ik ga er voor nu even vanuit dat je een gezonde stem tot je beschikking hebt. Een beetje hees of een heel klein beetje schor hoeft geen belemmering te vormen maar als je merkt dat schorheid of heesheid normaal stemgebruik in de weg staan of als je tijdens het spelen met je stem snel keelpijn krijgt, raad ik je ten zeerste aan eerst daar iets mee te doen voordat je verder gaat met het ontwikkelen van je stemtechniek.’
Bosselaar, Tim. Op 22 april ontleend aan https://www.timbosselaar.nl/werking-van-de-stem
Zie voor stemstoornissen de website van Stemplatform.nl.
De tong
De tong beweegt zich door 8 verschillende spieren, wat maakt dat het heel flexibel is. Voor een optimale klank (boventonen) moet de tongbodem ontspannen zijn terwijl de verschillende vocalen en consonanten toch goed worden gearticuleerd. Bij de /ie/ is de tong hoog opgebold achter de voortanden. Bij de /aa/ helemaal plat in de onderkaak en bij de /oe/ bolt hij op in de achterkant van de de mondholte. Als de tong naar achter wordt getrokken klink de toon ‘geknödelt’.
Op dit watch filmpje kan je goed zien hoe de tong beweegt en wat de invloed is op de klank. Tijdens het filmen werd de luidsterkte van de klankgemeten waardoor de invloed van de spierbeweging op het volume werd onderzocht. Zulk onderzoek is belangrijk voor het ontwikkelen van zangtechniek en zangmethodiek.